Tweede Kamerlid Partij voor de Dieren

Door: Lammert van Raan, Boris Schellekens en Freek van Til

Op 18 maart was in Pakhuis de Zwijger het panel zo goed als unaniem: de overheid moet de industrie in diens huidige vorm helpen te verduurzamen, als er maar genoeg wordt geïnvesteerd in waterstof. Dat we deze samenstelling van industrie - die we in de jaren ‘60 hebben opgebouwd met goedkoop Gronings gas - ook fossielvrij kunnen krijgen is een gevaarlijk sprookje. Niet alles kan, er moeten keuzes gemaakt worden. Het wordt tijd dat we de Nederlandse industrie en economie scherp verdelen in een Opbouwsector en een Afbouwsector.

Grote bedrijven, gesteund door een trouw legertje van lobbyisten, eisen in toenemende mate en met de dreiging van verhuizing naar het buitenland dat de politiek hen met rust moet laten. Hoogstens dienen ze met ongeclausuleerde regelgeving te worden voorzien van een stabiel vestigingsklimaat met een flinke zak subsidies in de vorm van maatwerkafspraken.

De impliciete redenering is dat het bedrijfsleven zelf het beste weet hoe zij een duurzame klimaatbestendige economie moet opbouwen en dat de overheid dat trouw dient te faciliteren. En daar wringt de schoen. De redenering dat wat goed is voor multinationals ook goed is voor Nederland is te simpel. Europese beursgenoteerde bedrijven blijken uit onderzoek de afgelopen 10 jaar steeds meer uit te keren aan aandeelhouders, en minder te investeren terwijl de klimaattransitie juist meer investeringen vraagt. Moet de overheid dit gat dan maar dichten?

De polycrisis (waaronder de klimaatcrisis) dwingt ons, de samenleving, een bredere afweging te maken dan alleen de kortetermijnbelangen van het bedrijfsleven. Zeker nu blijkt hoe traag die transitie verloopt. De tijd begint op te raken. Tijd voor een andere aanpak.

Je zou kunnen beginnen met het bedrijfsleven op te delen in twee sectoren. Bedrijven die positief bijdragen aan de transitie krijgen de ‘Opbouwstatus’ toegekend, bedrijven die bijdragen aan de klimaatontwrichting krijgen de ’Afbouwstatus’ toegekend. Waarbij scherp gekeken wordt naar in hoeverre een sector past in een duurzaam en fossielvrij Nederland. Uitgangspunt is niet langer de vraag naar energie en grondstoffen, maar in hoeverre het aanbod daarvan duurzaam kan worden gerealiseerd.

Maar hoe dan verder als je eenmaal die opdeling gemaakt hebt?

Het is aannemelijk om ervan uit te gaan dat 90% van wetgeving en voorzieningen gericht zijn op het in stand houden van de business-as-usual.

Neem alleen al de risicomodellen die gehanteerd worden voor financiering. Historisch goed bekende industrietakken (en dus veelal fossiel) hebben een lager risico en zijn dus goedkoper te financieren. Beleggers op zoek naar hoge rendementen helpen daardoor niet direct de klimaatcrisis aan te pakken.

Met 10% wetgeving en voorzieningen die gericht zijn op het bevorderen van de transitie, komen we er niet. Een massieve en fundamentele aanpassing van wet-en regelgeving is nodig én mogelijk.

Een greep uit de mogelijkheden. Groene bedrijvigheid wordt gestimuleerd door subsidies (zoals WBSO-subsidies). Een veel fundamentelere ingreep is in de loonbelasting. We breiden de expat-regeling uit naar Opbouwbedrijven zodat de herkomst van de werknemer niet meer uitmaakt. Dat wil zeggen: wie in Nederland werkzaam is bij een Opbouwbedrijf, ontvangt 30% van het loon tot aan de Balkenendenorm vrij van belasting. Transitieberoepen krijgen daardoor betere carrièreperspectieven waardoor zowel op de bestaande arbeidsmarkt als in de opleidingen het tekort wordt verkleind. Omgekeerd kunnen werknemers in afbouwbedrijven extra belast worden met een 130% belasting.

Of introduceer een Vergroeningsbox. Opbouwbedrijven zouden een verlaagd winsttarief kunnen krijgen, waardoor zij bij gelijke bruto-winstgevendheid aantrekkelijker zijn voor beleggers dan hun non-(Nederlands-)innovatieve concurrenten. Dat zorgt voor een positief effect op investeringen in innovatie.

Het blijkt dat de bekende wijsheid van Gramsci ook hier van kracht; het oude is stervende, maar het nieuwe is nog niet geboren, en dat is de oorzaak van de crisis.

Ongeclausuleerd ruim baan bieden voor het bedrijfsleven en zo een groot deel van het oude in stand houden lijkt ons niet de juiste weg. Innovatiever denken én gedurfder handelen in de klimaatcrisis moet snel beter beloond worden.

Lammert van Raan, Kamerlid PvdD tot december 2023
Boris Schellekens, onderzoeker bij SOMO
Freek van Til, projectmanager duurzaamheid & verantwoord beleggen bij de VBDO

De auteurs schrijven op persoonlijke titel.

Meer over:

QOSHE - Duurzaam klimaatbeleid is de beste scherprechter voor gezond bedrijfsleven - Lammert Van Raan
menu_open
Columnists Actual . Favourites . Archive
We use cookies to provide some features and experiences in QOSHE

More information  .  Close
Aa Aa Aa
- A +

Duurzaam klimaatbeleid is de beste scherprechter voor gezond bedrijfsleven

10 6
07.04.2024

Tweede Kamerlid Partij voor de Dieren

Door: Lammert van Raan, Boris Schellekens en Freek van Til

Op 18 maart was in Pakhuis de Zwijger het panel zo goed als unaniem: de overheid moet de industrie in diens huidige vorm helpen te verduurzamen, als er maar genoeg wordt geïnvesteerd in waterstof. Dat we deze samenstelling van industrie - die we in de jaren ‘60 hebben opgebouwd met goedkoop Gronings gas - ook fossielvrij kunnen krijgen is een gevaarlijk sprookje. Niet alles kan, er moeten keuzes gemaakt worden. Het wordt tijd dat we de Nederlandse industrie en economie scherp verdelen in een Opbouwsector en een Afbouwsector.

Grote bedrijven, gesteund door een trouw legertje van lobbyisten, eisen in toenemende mate en met de dreiging van verhuizing naar het buitenland dat de politiek hen met rust moet laten. Hoogstens dienen ze met ongeclausuleerde regelgeving te worden voorzien van een stabiel vestigingsklimaat met een flinke zak subsidies in de vorm van maatwerkafspraken.

De impliciete redenering is dat het bedrijfsleven zelf het beste weet hoe zij een duurzame klimaatbestendige economie moet opbouwen en dat de overheid dat........

© Joop


Get it on Google Play